Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [26]Zij hebben de jongelingen weggenomen, [27][om] te malen, en [28]de jongens struikelen onder het hout. 26. Te weten de Chaldeen. 27. Dat is, dat zij malen zouden, niet in windmolens of watermolens, gelijk men nu doet, maar met handmolens, of met het koren in grote mortieren te stampen. Dit was een zware arbeid, dien de slaven plachten te doen; zie Ex.11:5; Richt.16:21; Jes.47:2. 28. Dat is, zij doen den jongens, die nog zwak van leden zijn, zulke zware blokken hout dragen, dat zij er onder bezwijken en nedervallen.